Striphelden, roofdieren en sneltreinen op de fiets

De mooiste bijnamen van wielrenners

Een wieltjeszuiger, stoemper of klimgeit – in geen enkele sport wordt het karakter van deelnemers mooier verwoord dan in wielrennen. Bovendien zijn er weinig sporten waar zo’n mystiek en heroïek bij komt kijken. Logisch dus dat wielrenners vaak kleurrijke bijnamen hebben. Daarom, in navolging van de mooiste voetbalbijnamen, een overzicht van de meest tot de verbeelding sprekende bijnamen uit de wielersport.

 

De kleine prins, Damiano Cunego – voormalig kroonprins van het Italiaanse wielrennen die ondanks de combinatie van klim- en sprintkwaliteiten zijn troon nooit echt heeft kunnen opeisen.

Jerommeke, Jeroen Blijlevens – krachtmens en sprinter uit Brabant met een postuur als een stripheld.

De Kannibaal
, Eddy Merkx – won bijna elke wedstrijd waaraan hij deelnam. En liet niks heel van zijn tegenstanders.

Adelaar van Toledo, Federico Bahamontes – klimmer uit Toledo die zich het best thuis voelde in de bergen.

Il Pirata, Marco Pantani – zijn hoofddoekje en boeventronie verklaren alles. Mist alleen nog een papagaai op zijn schouder.

Le Professeur, Laurent Fignon – een van de enkelen in het peloton met een opleiding. Zijn ziekenfondsbrilletje maakte het cliché compleet.

The Boss, Lance Armstrong – dominant binnen en buiten de koers. Hoe lang nog tot zijn imperium ineenstort door de aanhoudende beschuldigingen van dopinggebruik?

Bling, Michael Matthews - Australische sprinter met een voorliefde voor glimmende sieraden zoals diamanten oorbellen

Mooie Mario, Mario Cipolinni – betaalde liever een boete dan dat zijn koersbroek vloekte bij zijn trui. Deze sprinter kwam graag goed voor de dag in speciale fietspakken.

De Knoest, Wim van Est – een van de vele bijnamen van deze robuuste renner die ooit aan in de afdaling van de Aubisque een ravijn in reed. Een ketting van fietsbandjes bracht redding.

De Smid van Grisolles, Jean Dargassies – een smid uit Grisolle. Toen in de tour van 1903 zijn voorvork brak, had hij geen moeite om deze te (laten) repareren.

Monsieur 60%, Bjarne Riis – had hoge bloedwaarden door de EPO. Zijn bloed zou zelfs zo dik zijn geweest, dat hij ’s nachts wakker gemaakt werd om een hartstilstand te voorkomen.

Spartacus, Fabian Cancellara – een ware atleet, mede door zijn gespierde torso en dijen. Iets wat veel – tengere – wielrenners niet hebben.

De Gems van de Abruzzen, Danilo Di Luca – goed in de het middengebergte en afkomstig uit de Italiaanse Abruzzen.

The Manx Express, Mark Cavendish – een sneltrein op de laatste paar honderd meter en afkomstig van het Isle of Man.

De Cobra, Riccardo Ricco – heeft onder collega’s geen goede naam. Niet alleen door zijn dopinggebruik, maar door zijn gluiperig gedrag en grote mond.

De Koffieplanter, José Rujano – lichtgewicht klimmer van één meter zestig die zijn eerste fiets betaalde door te werken op een koffieplantage in Venezuela.

El Pistolero, Alberto Contador – groot renner met sneue gewoonte om een fictief pistooltje af te schieten wanneer hij wint.

De Valk, Paolo Savoldelli – snelste afdaler van zijn generatie. Laat zich zelfs in de lastigste afdalingen in duikvlucht naar beneden vallen.

Barbie, Heinrich Haussler – lieftallige sprinter met blonde lokken en een poppengezichtje.

Cuddles, Cadel Evans – maakt een aaibare eerste indruk met zijn hondje en teddybeer. De eigenzinnige Australiër heeft echter een labiel, opvliegend karakter.


Benieuwd naar de mooiste voetbalbijnamen uit heden en verleden? Bekijk hier de eerdere blogpost ‘Hoe de Hunter El Comanche verslaat’.

2024 © 100 Merkversterking. Alle rechten voorbehouden.